De vizcachas, knaagdieren die altijd teleurgesteld lijken, hebben eigenlijk heel weinig nodig om te leven

vizcachas

De vizcachas zijn gewend om te overleven in dorre ecosystemen, met weinig water en vegetatie. Hoe doen ze dat? Door hun metabolisme aan te passen tot onvoorstelbare grenzen.

De vizcachas zijn gewend aan extreme omstandigheden en hebben daarom een metabolisme ontwikkeld dat het verbruik van water en energie tot een minimum beperkt.

Sinds enkele weken circuleren er op sociale media tal van foto’s van een ‘schattig’ knaagdier dat van alles genoeg lijkt te hebben. Zijn karakteristieke gezicht heeft aanleiding gegeven tot allerlei grappen over vizcachas, dieren met een rond lichaam en lange snorharen op de wangen die er letterlijk uitgeput uitzien. Maar de werkelijkheid is heel anders. Deze knaagdieren, die tot de familie van de chinchilla’s behoren, doen juist hun uiterste best om te overleven in zeer ongunstige omstandigheden.

Er bestaat eigenlijk niet één soort vizcacha, maar drie. Ze behoren allemaal tot het geslacht Lagidium. En ze leven allemaal in het Andesgebergte, van Peru tot verschillende regio’s in Chili en Argentinië. Het zijn geen goede gravers, maar ze zijn buitengewoon behendig in het bewegen tussen de rotsen, waar ze zich voeden met grassen, mossen en korstmossen. Ze zijn weinig agressief en leven in groepen. Ze vormen zelfs grote kolonies en brengen het grootste deel van de dag door tussen de rotsen en rotsrichels.

Vizcachas komen in feite veel voor in hun gebruikelijke verspreidingsgebied, in grote delen van Centraal- en Zuid-Amerika. In sommige regio’s, zoals bijvoorbeeld in Argentinië, zijn de populaties zo wijdverspreid dat ze als een plaag worden beschouwd.

Deze bewoners van graslanden en steppen leven normaal gesproken in open gebieden met een overvloed aan grassen, gebieden met een uitgebreide struikbedekking en enkele bomen en zachte grond, waardoor ze geen problemen hebben om te gedijen. Afgezien van hun karakteristieke uiterlijk van knuffeldieren, hebben deze knaagdieren echter een buitengewone weerstand tegen de meest ongunstige omstandigheden, en dat hebben ze te danken aan hun metabolisme.

Dit vermogen is niet uniek voor vizcachas, want als knaagdieren die gewend zijn aan droge omstandigheden heeft de familie van de chinchilla’s een reeks fysiologische specialisaties en gedragsstrategieën ontwikkeld waarmee ze hun energie- en waterbehoefte tot een minimum kunnen beperken. Ze hebben bijvoorbeeld een lage stofwisseling en geen hoge verdampingsgraad. Bovendien zijn ze meestal ’s nachts of in de schemering actief, zodat ze de uren met de meeste zon vermijden.

Van alle chinchilla’s heeft de vizcacha echter een bijzondere vaardigheid aan de dag gelegd. In 2007 heeft een team van onderzoekers bijvoorbeeld een gedetailleerde studie uitgevoerd naar de soort Lagidium viscacia, die leeft in droge gebieden van het Andesplateau in habitats die zich gewoonlijk tussen 2000 en 5000 meter hoogte bevinden, waar water en voedsel bijzonder schaars zijn.

Net als andere chinchilla’s zijn deze knaagdieren gewend aan extreme droogte en zijn ze meestal actief in de schemering. Na analyse van hun metabolisme kwamen de onderzoekers tot de verrassende conclusie dat ze in staat zijn om hun energieverbruik te minimaliseren en een stabiele lichaamstemperatuur te handhaven, oftewel eutermie, wat een duidelijk voordeel is om te overleven in werkelijk onherbergzame omgevingen.

De onderzoekers ontdekten bijvoorbeeld dat sommige chinchillasoorten, waaronder Chinchilla laniger en Chinchilla brevicaudata, een metabolisme hebben dat vergelijkbaar is met dat van woestijngerbils.

Hun aanwezigheid heeft een directe invloed op ecosystemen

Hoewel vizcachas volgens de Internationale Unie voor het behoud van de natuur niet bedreigd zijn, worden ze wel bedreigd door de afname van hun leefgebied en de toename van de aanwezigheid van de mens.

In dit verband moet worden opgemerkt dat hun afwezigheid een belangrijke invloed heeft op ecosystemen, aangezien zij zich voeden met grassen en wortels en daarmee een onschatbare dienst bewijzen aan de vegetatiecontrole en de groei van de flora bevorderen, wat vooral nuttig is om de verspreiding van ongewenste invasieve plantensoorten te voorkomen.

Bovendien vormen ze een essentieel onderdeel van de voedselketen, omdat ze prooi zijn van nachtdieren, zoals roofvogels en vossen, wat helpt om de levenscyclus in stand te houden.

Dus de volgende keer dat u een foto ziet van deze knaagdieren die er blijkbaar genoeg van hebben om te leven, denk dan eens aan alles wat ze hebben gedaan om precies het tegenovergestelde te bereiken: overleven in een werkelijk onherbergzame omgeving, wat zeker geen gemakkelijke opgave is.